Uitvoeringsprogramma 65% inzameling AEEA maakt vliegende start

De vereniging NVMP sprak met Hester Klein Lankhorst voor het blad Retour .
De glimlach is ontspannen, zonder sporen van stress. “Een uitdaging is het zeker”, zegt Hester Klein Lankhorst, “maar het klimaat is rijp om door te pakken. Alle betrokken partijen beseffen dat er nu echt iets moet gebeuren. Als Nederland de doelstelling in 2019 niet haalt, kan Brussel de overheid op de vingers tikken en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal dan de andere stakeholders in het Monitoringsberaad aanspreken. Belangrijker nog: vanaf 2020 kunnen NGO’s in de pen klimmen en naar de rechter stappen om individuele producenten aan te spreken op hun inzamelverplichting. Dat is het gevolg van de all actors structuur waarvoor hier gekozen is; anders dan bij het Afvalfonds, dat instaat voor de verplichtingen van alle producenten, blijft hier in beginsel elke individuele producent verantwoordelijk. Zo’n rechtszaak is makkelijk scoren voor een NGO en geen enkele onderneming wil dat meemaken. Dus de urgentie wordt echt gevoeld.”
Helpt dat u als programmanager?
“Natuurlijk: ik hoef niet uit te leggen dat we in actie moeten komen. Dus ik ben meteen aan de slag gegaan met het Plan van Aanpak ter verhoging van het inzamelpercentage Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur dat het Monitoringsberaad begin dit jaar heeft vastgesteld. Er ligt inmiddels een ‘Rapport van Bevindingen en Aanzet van het Uitvoeringsprogramma’ dat is goedgekeurd door het Monitoringsberaad. Er is een Stuurgroep samengesteld van zes leden waarin producenten, verwerkers, gemeenten, retail en overheid zijn vertegenwoordigd, voorgezeten door de onafhankelijk voorzitter van het Monitoringsberaad. Er zijn vier werkgroepen samengesteld die begonnen zijn om de tien actiepunten uit het Plan van Aanpak uit te werken en inmiddels hebben we de tweede ronde van zeswekelijks voortgangsoverleg in die werkgroepen achter de rug.”
Hoe werkt die structuur?
“Wat je ziet in het Monitoringsberaad is dat iedereen van goede wil is, maar dat het met twintig stemmen lastig is om tot een eensgezind besluit te komen. In een Stuurgroep is elk lid veel beter aanspreekbaar. Het wordt gemakkelijker om iets van het eigen belang weg te geven in ruil voor een verdedigbaar besluit. De leden zijn tot elkaar veroordeeld. Onderhandelen werkt alleen als je respect hebt voor elkaar en als je begrijpt dat de ander de uitkomst aan zijn achterban moet kunnen verkopen. Zo kun je over je eigen schaduw heen stappen en dat is echt wat hier moet gebeuren.
In de werkgroepen, waarin deskundigen van de verschillende stakeholders zitten, gebeurt het echte werk. Dat is vooral een kwestie van zoeken naar de stappen die we het beste kunnen nemen. Wat is haalbaar? Wat is effectief? En als een afgesproken actie niet volledig haalbaar is, wat dan wel? We moeten niet naar elkaar gaan wijzen als een afspraak of doel niet gehaald wordt, maar samen kijken wat dan het beste alternatief is.
De voortgang van het programma is voor alle betrokkenen transparant. Ik zit als aanjager bij die werkgroepbijeenkomsten, leg vast wat de acties zijn en registreer waar die wel of niet in gang worden gezet. Het proces is voor iedereen inzichtelijk, zonder ruimte voor achterkamertjes. In voorkomende gevallen kunnen alle deelnemers signaleren dat het proces stagneert en daar actie op nemen. Waar de werkgroepen vastlopen, is het aan de Stuurgroep om een oplossing te vinden.”
Wat kunt u bereiken tussen nu en anderhalf jaar?
“De lat ligt hoog: in 2019 moet de doelstelling van 65 procent inzameling worden gehaald. We hebben vier acties ingezet op de versterking van de inzameling, maar alleen daarmee gaan we het niet redden. Een belangrijk deel zal moeten komen uit het in kaart brengen van stromen die wel goed terechtkomen, maar nu nog onzichtbaar zijn.
De regels van de EU-Richtlijn zijn globaal en moeten nader ingevuld worden. De scope van welke apparaten er onder de Regeling vallen, is niet in alle gevallen scherp en daar ligt een rol voor onze overheid om duidelijkheid te scheppen. Ten aanzien van de onzichtbare stromen die goed terechtkomen heeft de overheid aangegeven dat daarvoor op basis van gedegen onderzoek gecorrigeerd kan worden.
De vraag is nog even of bijvoorbeeld export voor hergebruik afgetrokken wordt van de nieuw op de markt gebrachte hoeveelheid apparatuur - de POM - of opgeteld wordt bij de ingezamelde hoeveelheid. Maar het principe dat gecorrigeerd wordt voor afgedankte apparatuur die een verantwoorde bestemming in het buitenland vindt en dus niet in Nederland kan worden ingezameld, is geaccepteerd. Het eerste onderzoek naar de export voor hergebruik van servers ligt er al. Daaruit blijkt dat meer dan de helft van de afgedankte servers een tweede leven in het buitenland krijgt, een stroom apparaten die nu nog als niet-ingezamelde lekstroom wordt gezien. Er loopt een tweede onderzoek naar grote professionele en medische apparaten. Naar verwachting zal ook hier blijken dat een groot deel goed terechtkomt: gebruikte scanners bijvoorbeeld die in Oost-Europese ziekenhuizen worden ingezet.
Dit is pas het begin. Veel meer apparaten worden refurbished en hergebruikt, in Nederland of in het buitenland. En om kleine stromen te noemen: er worden apparaten gerepareerd in Repair Cafés of doorgegeven via de kringloopwinkels. Je kunt natuurlijk zeggen dat dit een papieren exercitie is die de feitelijke situatie niet verandert. Er wordt niet méér ingezameld of gerecycled. Maar door dit onderzoek krijg je wel veel meer inzicht in de stromen. Dan weten we precies op welke echte lekstromen we ons moeten richten.”
Wat gebeurt er na 2019?
“Mijn opdracht loopt tot eind 2019. Als programma-manager moet ik een impuls geven aan het vertrouwen en de energie om verder te gaan. Eind volgend jaar moeten we de overgang maken naar een meer permanente structuur. Een onderzoek naar de mogelijkheden voor een nieuwe structuur is onderdeel van mijn opdracht, waarbij ik wel als voorwaarde heb gesteld dat de aandacht daarvoor niet ten koste mag gaan van de implementatie van het lopende programma.
In die permanente structuur kunnen we acties onderbrengen die meer tijd vergen om op te starten of om tot resultaat te komen. Communicatie bijvoorbeeld is een belangrijk actiepunt, maar het kost tijd om in kaart te brengen wat er aan programma’s loopt en hoe we die effectiever kunnen maken. Vervolgens gaat er tijd overheen voor communicatieacties effect hebben op het gedrag van consumenten en meer inzameling opleveren.
Ook systeemwijzigingen hebben tijd nodig. Financiële prikkels tot inleveren voor de consument bijvoorbeeld vergen uitgebreid onderzoek naar de effectiviteit en liggen politiek en maatschappelijk gevoelig. Het opnemen van een afgifteplicht in milieuvergunningen is een andere optie die pas op de langere termijn gerealiseerd kan worden. Het beter in kaart brengen van de lekstromen is de grote ‘winner’ op de korte termijn, tot eind 2019. Maar daarna zal structurele verhoging van de inzameling resultaatverbetering moeten brengen.”
Is 65 procent haalbaar?
“Zeker! Of dat in 2019 of 2020 helemaal gaat lukken, is erg ambitieus. Maar we moeten in elk geval zo dichtbij mogelijk zien te komen. En vervolgens moeten we ons instellen op gestaag hogere inzameldoelstellingen. Honderd procent inzameling en recycling is niet reëel, maar het uiteindelijk haalbare ligt wel dichter bij honderd dan bij 65 procent. Dat zie je in de metaalrecycling, waarbij je moet bedenken dat elektrische apparaten nog veel meer mogelijkheden bieden voor refurbishing en hergebruik.
De permanente structuur die we na 2019 op poten gaan zetten, moet gericht zijn op structurele verbetering. Dat gaat voorbij aan wettelijke inzameldoelstellingen. De echte doelstelling is een circulaire economie.”
Lees meer over het Plan van Aanpak in de laatste Retour .